-
1 atteindre
atteindre [aatẽdr]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bereiken ⇒ halen, komen tot2 raken ⇒ treffen, aantasten♦voorbeelden:atteindre un livre sur l'armoire • bij een boek op de kast kunnenatteindre qn. de qc. • iemand met iets rakenv(à)1) bereiken2) inhalen3) raken, treffen -
2 atteindre qn. dans ses convictions
atteindre qn. dans ses convictionsDictionnaire français-néerlandais > atteindre qn. dans ses convictions
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский